AMERIKAANSE MINISTERIE VAN JUSTITIE VERWERPT DE TURKSE ETIKETTERING VAN DISSIDENTEN ALS TERRORISTEN
Het Amerikaanse ministerie van Justitie heeft het verzoek van Turkije om hulp afgewezen bij het nemen van de verklaring van een Turkse dissident in het kader van een terrorismeonderzoek. Volgens Levent Kenez van Nordic Monitor. Verder is te lezen dat de ministerie heeft verwezen naar de vrijheid van meningsuiting en het Eerste Amendement, dat strafrechtelijke vervolging verbiedt wegens associatie met een bepaalde groep, en vanwege het ontbreken van aanvullende informatie bij de ingediende documenten.
Nordic Monitor heeft de informatie verkregen van ervaren journalist Adem Yavuz Arslan in VS, die een document met het publiek deelde.
Daarin staat vermeld dat een Turkse burger, die op een lijst met critici van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan zou staan, de Turkse ambassade in Washington bezoekte om consulaire zaken af te handelen, dit werd ontzegd. Vervolgens wordt zijn aanwezigheid in de Verenigde Staten gerapporteerd aan Ankara. Het ministerie van Buitenlandse Zaken deelt deze informatie vervolgens met het ministerie van Justitie en de Turkse inlichtingendienst.
Critici van de Erdogan-regering in het buitenland, vooral leden van de Hizmet/Gülen-beweging, zijn vaak consulaire diensten ontzegd, zoals volmachten en geboorteregistraties. Daarbij zijn ook hun paspoorten ingetrokken. Hun bezittingen in Turkije worden in beslag genomen en hun familieleden riskeren strafrechtelijke vervolging.
Op 12 september 2023 ontving de Amerikaanse bevoegde autoriteit, het Office of International Affairs (OIA), een verzoek van de Turkse autoriteiten om juridische bijstand. Welke echter werd geweigerd.
De Turkse autoriteiten hebben de Amerikaanse autoriteiten gevraagd ervoor te zorgen dat een specifiek individu op 7 maart 2024 via videoteleconferentie contact opneemt met de Turkse autoriteiten om zijn verdediging/getuigenis af te leggen.
De beschuldigingen wezen op het vermeende lidmaatschap van het Gülen-beweging, een groep die kritiek heeft op de Turkse president Recep Tayyip Erdogan. De Gülen-beweging wordt door de Turkse regering als een terroristische organisatie beschouwd.
Het verzoek bevatte verwijzingen naar banktransacties en donaties aan een goed doel dat bij de beweging was aangesloten.
De Turkse regering accepteerde activiteiten zoals het hebben van een rekening bij de aan de Gülen gelieerde Bank Asya, het bekleden van een administratieve functie bij een aan de Gülenbeweging gelieerde instelling, het abonneren op de publicaties van de groep, het lidmaatschap van een vakbond of donaties aan aan de Gülen gelieerde liefdadigheidsinstellingen als maatstaf voor het identificeren en arresteren van tienduizenden op beschuldiging van lidmaatschap van een terroristische organisatie.
De Amerikaanse autoriteiten weigerden dit echter, onder verwijzing naar grondwettelijke bescherming onder het Eerste Amendement. Zij benadrukten het fundamentele recht op vrijheid van meningsuiting en vereniging, gewaarborgd door de grondwet. Bijgevolg weigerden ze, zonder voldoende bewijs om dreigend geweld of geloofwaardige bedreigingen voor Turkse levens aan te tonen, aan het verzoek om hulp te voldoen.
Niet alleen de Amerikaanse rechterlijke macht, maar ook het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft geoordeeld dat de beschuldigingen van Turkije tegen leden van de Gülen-beweging geen wettelijke basis hebben.
