
Diep in de bergen van de zuidoostelijke Turkse provincie Hakkari, grenzend aan Iran en Irak, zijn Koerdische veehouders en boeren geleidelijk met hun dieren teruggekeerd na decennia van gewapend conflict tussen Koerdische militanten en het Turkse leger.
“We komen hier al heel lang. Dertig jaar geleden kwamen en gingen we, maar toen konden we niet meer komen. Nu komen we gewoon weer en brengen we onze dieren wanneer we willen”, zei de 57-jarige Koerdisch sprekende Selahattin Irinc aan AFP.
De transitie van de gewapende Koerdische Arbeiderspartij (PKK), naar een democratische politieke speler door op 11 juli een symbolische wapenvernietiging-ceremonie te houden was een belangrijke stap om een van de langstlopende conflicten in de regio te beëindigen.
De PKK, door Turkije en zijn westerse bondgenoten aangemerkt als een terroristische organisatie, werd in 1978 opgericht door studenten van de Universiteit van Ankara, met als uiteindelijk doel de bevrijding van de Koerden. In 1984 nam de organisatie de wapens op.
Volgens de Turkse regring heeft het conflict met PKK 50.000 burgerslachtoffers en 2.000 soldatenlevens geëist.
Cilo Bergen van Hakkari, een plek van schilderachtige schoonheid met watervallen, gletsjermeren en wandelroutes, heeft de afgelopen jaren geleidelijk zijn wegen opengesteld voor zowel herders als toeristen, naarmate het gewapende conflict met de PKK afnam tegen de achtergrond van vredesonderhandelingen.
Maar de pittoreske bergen waren lange tijd het toneel van hevige gevechten tussen het Turkse leger en PKK-strijders, die van het ruige terrein gebruikmaakten om zich te verstoppen en toe te slaan. Dit bracht de Koerdische boeren vaak in conflict met het leger.