Turkse vluchteling Mustafa Güngör met een geldige vluchtelingenkaart in Kenia, werd op 20 december samen met zijn vrouw Zeliha, hun twee dochters en zijn schoonfamilie gearresteerd op verdenking van banden met de religieuze Gülenbeweging.
Amnesty International roept op tot ‘urgente actie’ om een mogelijke deportatie van Güngör naar Turkije te voorkomen.
Een Keniaanse rechtbank heeft maandag de uitspraak in de zaak van Mustafa Güngör, een Turkse vluchteling die in Kenia is gearresteerd, uitgesteld tot 30 december.
De arrestatie zou hebben plaatsgevonden op verzoek van de Turkse autoriteiten, volgens Amnesty International. Hoewel zijn familieleden later werden vrijgelaten, zit Güngör nog steeds vast en loopt hij een groot risico om gedwongen te worden teruggestuurd naar Turkije.
Mensenrechtenorganisaties hebben de autoriteiten herhaaldelijk opgeroepen af te zien van zijn gedwongen uitlevering aan Turkije, meldt het Stockholm Center for Freedom.
In een bericht op sociale media meldde Amnesty International Kenia dat de rechtbank had bevolen dat Güngör in hechtenis moest blijven in afwachting van verder onderzoek, en daarmee een verzoek om vrijlating op borgtocht van de Law Society of Kenya en de Global Peace Foundation had afgewezen.
“Kenia moet zich houden aan het internationaal recht en geen mensen terugsturen die vervolging riskeren in hun land van herkomst”, meldt Amnesty International aan X. Dit is het zogenaamde non-refoulementbeginsel.
Volgens het internationale rechtsbeginsel van non-refoulement moeten asielzoekers en vluchtelingen worden beschermd tegen uitzetting naar een land waar hun leven of vrijheid in gevaar zou komen. Dit beginsel vormt een hoeksteen van de vluchtelingenbescherming en is vastgelegd in het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951 en de Keniaanse Vluchtelingenwet van 2021.
Güngör werkte sinds 2011 als IT-manager bij de Light Academy Schools in Kenia, scholen waarvan wordt aangenomen dat ze deel uitmaken van een netwerk van scholen dat is opgericht door sympathisanten van Gülen.
Corruptieonderzoeken en couppoging
President Recep Tayyip Erdoğan heeft zich sinds de corruptieonderzoeken in december 2013, waarbij hijzelf en enkele leden van zijn familie en naaste kring betrokken raakten, gericht tegen aanhangers van de Gülen-beweging, geïnspireerd door de overleden islamitische geestelijke Fethullah Gülen.
Erdoğan deed de onderzoeken af als een staatsgreep door Gülen en een complot tegen zijn regering, en begon de leden van de beweging aan te pakken. Hij bestempelde de beweging in mei 2016 als terroristische organisatie en intensiveerde de repressie na een mislukte staatsgreep in juli van datzelfde jaar, waarvan hij Gülen beschuldigde de aanstichter te zijn. De beweging ontkent ten stelligste elke betrokkenheid bij de couppoging of enige terroristische activiteit.
Sinds de couppoging heeft Erdoğans lange arm tienduizenden Turkse burgers in het buitenland bereikt. Van surveillance via diplomatieke missies en pro-regeringsgezinde diasporaorganisaties tot het weigeren van consulaire diensten, regelrechte intimidatie en illegale uitleveringen: de Turkse regering heeft een breed scala aan tactieken ingezet tegen haar critici in het buitenland.





