Landen van de Europese Unie die over Patriot-luchtverdedigingssystemen beschikken, hebben maandag geen duidelijk signaal gegeven of ze deze zouden willen leveren aan Oekraïne, dat wanhopig op zoek is naar ten minste zeven van de raketbatterijen om Russische luchtaanvallen af te weren.
De Russische luchtmacht is veel krachtiger dan die van Oekraïne, maar geavanceerde raketsystemen van de westerse partners van Kiev kunnen een grote bedreiging vormen nu de strijdkrachten van het Kremlin langzaam voorwaarts trekken langs de ongeveer 1.000 kilometer lange frontlinie in de oorlog.
Tijdens een bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie van de EU zei de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Hanke Bruins Slot dat Nederland “momenteel naar elke mogelijkheid kijkt” en financiële steun biedt aan een Duits initiatief om Oekraïne te helpen zijn luchtverdediging te versterken en meer drones.
Vorige week zei NAVO-secretaris-generaal Jens Stoltenberg dat de militaire organisatie “de bestaande capaciteiten binnen het bondgenootschap in kaart heeft gebracht en dat er systemen zijn die beschikbaar kunnen worden gesteld aan Oekraïne.” Hij noemde de landen die patriotten bezitten niet.
De Patriot is een geleid raketsysteem dat zich kan richten op vliegtuigen, kruisraketten en ballistische raketten met een kleiner bereik.
Een belangrijk voordeel van de door de VS gemaakte systemen, afgezien van hun effectiviteit, is dat Oekraïense troepen al zijn getraind om ze te gebruiken.
Maar het duurt lang voordat patriotten zijn opgebouwd – volgens sommige schattingen wel twee jaar – en daarom aarzelen landen om ze op te geven en zichzelf bloot te stellen. Duitsland had er twaalf, maar levert er nu drie aan Oekraïne. Polen, dat grenst aan Oekraïne, heeft er twee en heeft ze nodig voor zijn eigen verdediging.